Verheldering van de aanhoudingsplicht

Soms geldt voor een aanvraag voor een omgevingsvergunning een aanhoudingsplicht. Maar deze aanhoudingsplicht kan op twee manieren worden uitgelegd. De Raad van State heeft hierover op 4 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:666) een verhelderende uitspraak gedaan.

De aanhoudingsplicht

In sommige gevallen moet een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen of aanleggen worden aangehouden. Wanneer dat het geval is, bepaalt artikel 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Een aanvraag voor een omgevingsvergunning moet onder andere worden aangehouden als er geen grond is de vergunning te weigeren, maar voor het gebied waarin de activiteit zal worden verricht vóór de dag van ontvangst van de aanvraag:

  • een voorbereidingsbesluit in werking is getreden;
  • een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd.

De aanhouding duurt totdat:

  • het voorbereidingsbesluit is vervallen;
  • de termijn voor het vaststellen van het bestemmingsplan is overschreden.

Een voorbereidingsbesluit vervalt als er binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Ook vervalt een voorbereidingsbesluit op het moment dat het bestemmingsplan – ter voorbereiding waarvan het besluit is genomen – in werking treedt.

Een bestemmingsplan moet binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden vastgesteld.

Uitleg aanhoudingsplicht

De aanhoudingsplicht kan op twee manieren worden uitgelegd.

Een eerste uitleg is dat de aanhoudingsplicht vanwege het in werking treden van een voorbereidingsbesluit duurt totdat het voorbereidingsbesluit is vervallen, ook als de gemeenteraad in de tussentijd niet op tijd beslist over het vaststellen van een bestemmingsplan.

Een tweede uitleg is dat de aanhoudingsplicht vanwege het in werking treden van een voorbereidingsbesluit of vanwege het ter inzage leggen van een ontwerpbestemmingsplan eindigt als het voorbereidingsbesluit is vervallen of als de termijn voor het vaststellen van het bestemmingsplan is overschreden.

Oordeel van de rechter

De Raad van State heeft geoordeeld dat de tweede uitleg van de aanhoudingsplicht de juiste is. De regel dat de aanhoudingsplicht vervalt als het nieuwe bestemmingsplan niet binnen de daarvoor gestelde termijn wordt vastgesteld, strekt er namelijk toe de voorbescherming, die met de aanhoudingsplicht wordt bewerkstelligd, in tijd te begrenzen.

Deze uitleg kan worden toegelicht aan de hand van de situatie, zoals die in de uitspraak van 4 maart 2020 aan de orde is.

  • Op 23 juni 2016 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit vastgesteld.
  • Op 1 juli 2016 is het voorbereidingsbesluit in werking getreden.
  • Op 7 april 2017 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen, voor een locatie binnen het gebied waarvoor het voorbereidingsbesluit is vastgesteld, ingediend.
  • Op 2 juni 2017 is een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.
  • Op 3 juli 2017 heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning bouwen verleend met toepassing van artikel 3.3, derde lid, van de Wabo (waarin is bepaald dat het college in afwijking van de aanhoudingsplicht een omgevingsvergunning kan verlenen als de activiteit niet in strijd is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan).
  • Tot en met 5 oktober 2017 had de gemeenteraad de tijd om het bestemmingsplan vast te stellen.
  • Op 16 februari 2018 heeft het college de bezwaren tegen de omgevingsvergunning bouwen ongegrond verklaard.
  • Op 28 juni 2018 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan vastgesteld.

In de uitspraak stond de vraag centraal op welke datum de aanhoudingsplicht is vervallen. Gelet op de tweede uitleg van de aanhoudingsplicht gold er vanaf 6 oktober 2017 geen aanhoudingsplicht meer, omdat de termijn voor het vaststellen van een bestemmingsplan op die dag (ongebruikt) was verstreken.

Franca Damen, advocaat Damen Legal